-
1945 BCE
wederopbouw
De wederopbouw ging er over dat we nederland weer moesten op bouwen na de wereldoorlog. En dat hier alle Nederlanders bij gingen helpen. Ze vroegen aan iedereen of ze konden helpen en de meeste deden dit ook door puin te ruimen bijvoorbeeld en ook door dingen weer te maken zoals huizen straten enzovoort. Totdat alles weer was opgebouwd. -
1919 BCE
kiesrecht vrouwen
De vrouwen kregen eerst een passief kiesrecht dat vonden de vrouwen niet genoeg. Ze wilden meer, dus een volledig kiesrecht. Vrouwen en sommige mannen gingen staken en boos doen tegen de anderen mannen om dit doel te bereiken. Dit gebeurde over de hele wereld. De mannen gaven na 3 jaar protesteren de vrouwen een persoonlijk kiesrecht. Het was ze gelukt. -
1900 BCE
vakbond
Vakbonden onstonden toen de arbeidsomstandigen verslechterden. Mensen kwamen in opstand in groepen. Dit waren mensen die in dezelfde sectoren of fabrieken werken. Dit was erg moeilijk omdat de opstand was dat ze meestal niet gingen werken. Dan hadden ze geen inkomen en dus geen geld. Dan werden ze gedwongen om te gaan bedelen. De meeste mensen die geld over hadden hielpen de stakers omdat ze dit een goed idee vonden. -
1884 BCE
liberalisme
Het liberalisme is een politieke stroming. Waar de liberalen voor staan is anders in elk land. Ze willen allemaal wel een beetje hetzelfde. Dat iedereen zo vrij mogelijk is. Een vrije markt en scheiding van de staat en de kerk. In nederland kregen ze macht in 1884. De grondwet was zelfs een beetje veranderd door de liberalen. En ze zijn de hele 19e eeuw een van de grootste groepen in de politiek geweest. -
1878 BCE
feminisme
We weten niet precies wanneer het femische is begonnen maar rond deze tijd was er een grote piek in het feminisme waarschijnlijk omdat vrouwen geen kiesrechten kregen. Vrouwen werden niet hetzelfde behandeld als mannen. Vrouwen gingen in opstand tegen de mannen. Ze wilden een kiesrecht en ook dat elke vrouw werd toe gelaten op universiteiten. Omdat dit is waar ze voor stonden: Dat mannen en vrouwen gelijk worden behandeld. -
1850 BCE
infrastructuur
Dit betekend dat er meer fabrieken komen met betere producten. Er kwamen meer en betere wegen en huizen. Dit begon tegelijkertijd met de industriële revolutie. Maar de infrastructuur ontstond ook op het platteland met nieuwe machines. Die het verbouwen van land veel soepeler lieten lopen. En ook doordat er meer vervoerd kon worden op de betere wegen. -
1850 BCE
de Welvaart
Welvaart is een breed begrip. Welvaart in de economie is dat iedereen kan krijgen wat hij wil hebben. Vaak word welvaart gecombineerd met welzijn. Mensen voelen zich goed omdat ze in al hun behoeften kunnen voorzien. Welvaart in een land is dat dat de mensen welvaart ervaren dus geen armoede. -
1800 BCE
socialisten
Het socalisme is een politieke partij die voor gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit stonden. Verder is er niet veel anders over hun te zegen. Ze stonden anders wel altijd achter de arbeiders in de 19e eeuw -
1800 BCE
confessionelen
De confessionelen waren politieke partijen die afgeleid waren van een godsdienst en ook vooral die godsdienst volgden. De grootse partij hier in Nederland is de christelijke partij. Ze streven naar de scheiding van de kerk en de staat. Dit was hun belangrijkste doel -
industriële revolutie
De industriële revolutie begon als eerste in Engeland met de stoom machine. Daarna begon het in België en toen pas in Nederland In 1850 met de stoom machine. En fabrieken natuurlijk en de stoomtrein voor vervoer. Maar de fabrieken deden niet veel goeds als het om de arbeidsomstandigheden gingen. Verder kwamen er ook grote bedrijven tot stand zoals Phillips. -
kiesrecht mannen
Toen de mannen een officieel kiesrecht kregen, werden de politieke partijen ook belangrijker. Vooral de kleineren politieke partijen. Zij wilden ook de arbeiders helpen. Bijvoorbeeld zoals de liberalen kregen een grote boost hierin. De vrouwen vonden dit minder leuk maar dat is iets anders. -
marshallhulp
Het was een voorstel van de man Marshall op de universteit Harvard. Hij wilde graag dat alle landen elkaar gingen helpen. Eind juni 1947gingen alle 16 europese landen een plan maken om de economie van Europa weer beter te maken. Dit deden ze door geld ,grondstoffen en levensmiddelen te geven aan de landen die het moeilijk hadden. Maar de landen die dit deden wilden dit niet gratis doen, dus 20% van het geld was een lening die ze moesten terug betalen. -
arbeidomstandigheden
Tegelijkertijd met de industriële revolutie kwamen er grote fabrieken die slecht waren voor de mensen. De fabrieken wilden graag goedkope arbeiders en dat waren meestal kinderen. Er waren toen veel ongeschoolde kinderen die later geen betere banen kregen en altijd in de fabriek moesten blijven werken. De fabrieksbazen die het geld uitdeelden gaven maar een klein beetje ,net genoeg om van te leven. De fabrieksbazen wilden dat de mensen zo lang mogelijk bij hen bleven werken.