-
Period: 230,000 BCE to 30,000 BCE
Homo sapiens neanderthalensis
Hun lichaam was kort en stevig gebouwd. De handen waren groot, evenals de gewrichten. Het hoofd was breed en voorzien van een platte of bolvormige neus en vooruitstekende wenkbrauwen. Het hersenvolume was gemiddeld groter dan dat van de hedendaagse mens. De neanderthalers waren hoogontwikkeld en gebruikten vele en goede werktuigen. Ze kenden ook een primitieve godsdienstige cultuur en ze begroeven hun doden. -
100,000 BCE
Oude steentijd
Tijdens de oude steentijd kon het enorm koud zijn. Alles was bedekt met ijs. Tijdens de ijstijd leefden er mammoeten en rendieren. De mensen maakten lange tochten, op zoek naar deze dieren, want dat betekende dat er voedsel in de buurt was. De oude steentijd is 1 van de drie periodes van de steentijd. Het duurde van 300 000 v.C. tot 8 800 v.C. -
Period: 40,000 BCE to 10,000 BCE
Cro-magnonmens
Kunstvoorwerpen en grotschilderingen van deze mensen getuigen van hun hoge culturele ontwikkeling. Uit de resten van de cro-magnonmens leidt men af dat ze er een strikt stammensysteem op nahielden. Verder maakten zij werktuigen, gingen ze op jacht, visten ze, verzamelden planten en hielden mogelijk vee, bouwden hutten en maakten kleren. Er werden dieren gedomesticeerd en gewassen verbouwd. De homo sapiens verwierven geleidelijk hun dominante positie. -
13,000 BCE
Jagers
De mensen vormden kleine groepjes en trokken rond. Ze hadden een nomadisch bestaan waarbij ze slechts voor korte tijd in een bepaald gebied verbleven. Dit gebied maakten ze leeg door te jagen en voedsel te verzamelen. -
800 BCE
Bronstijd
In de periode tussen 5000 en 3000 v.C. werden nieuwe technieken ontwikkeld. Dit geldt in de eerste plaats voor de toepassing van metalen. De eerste metalen, die door de mens gebruikt werden, waren vermoedelijk koper en goud. Men ontdekte dat het mengen van verschillende metalen de eigenschappen van het eindproduct sterk konden verbeteren. De bronstijd duurde van 2000 v.C. tot 800 v.C. -
Period: 800 BCE to 80 BCE
Ijzertijd
Voortaan konden ze werktuigen en wapens in groter aantal en in de gewenste vorm maken. IJzer komt in vele landen in de bodem voor. Het is gemakkelijk te smelten, mits de temperatuur in de oven hoog genoeg is. Het laat zich makkelijk slijpen en kan sterker worden gemaakt door het te kloppen. Bovendien is het goedkoper dan brons. Men zag al gauw in hoe bruikbaar ijzer was en men ging veel ijzeren werktuigen en wapens maken. -
Rotstekeningen
Ongeveer vijfendertigduizend jaar geleden begonnen de homo sapiens sapiens grotten te versieren. Aanvankelijk waren dat grote jachtdieren zoals mammoets, bizons en herten. Pas veel later verschenen mensen tijdens de jacht.